zondag 1 juni 2025

waar ben ik, ..

 Aan het eind van vorig jaar, toen ik terugging naar Japan,

heb ik de berg boeken van mijn moeder verkocht.
Tussen die boeken kwam een los velletje papier tevoorschijn, dat eruit viel.


Het was een kindergedicht van Michio Mado,
met de hand overgeschreven door mijn moeder.
Ik nam het mee naar Nederland, heb het ingelijst en aan de muur gehangen.


De beer
De lente is gekomen
Beer deed zijn ogen open
en dacht wat dromerig na.
Wat daar bloeit zijn paardebloemen, dat weet ik...
Maar eh, wie ben ik ook alweer?
Wie was ik?

De lente is gekomen
Beer werd wakker
en kwam langzaam bij de rivier.
Toen hij zijn goede gezicht in het water weerspiegeld zag, zei hij:
“Oh! Ik ben een beer—dat ben ik.”
Wat fijn.

— Michio Mado


Laatst stuurde ik een berichtje naar de mobiele telefoon van mijn moeder:

“Mam, hoe gaat het met je?”

Niet dat ik echt een antwoord verwachtte.
De laatste tijd lijkt ze vergeten hoe ze moet opnemen, ze neemt bijna nooit meer de telefoon op.
Dus ik dacht dat ze ook haar sms’jes niet meer zou lezen.

Het was eigenlijk een testbericht.
Alle berichten die ik naar anderen had gestuurd, kwamen terug met foutmeldingen.
Ik had een stil, betrouwbaar adres nodig om telkens opnieuw naar te kunnen sturen—
en dat werd de telefoon van mijn moeder, die al lang niets meer zei.

Maar tot mijn verbazing kwam er een reactie.

“Alles is zoals altijd.”

Ik werd er blij van.
Ik stuurde terug:
“Nou, rustig aan doen is ook goed, toch?”
“Bij mij is het druk op werk, elke dag is zwaar.”

Toen zei mijn moeder:

“waar ben ik, ..”

Ik besefte dat dit vanaf nu waarschijnlijk vaker zou gebeuren.
Dat zij niet meer weet waar ze is en ronddwaalt,
terwijl ik ver weg ben en haar mijn hand niet kan reiken.

Ik noemde de naam van de instelling en zei:
“Het is een verpleeghuis voor ouderen.”
Ik gaf een correct en precies antwoord.
Maar nu denk ik—
Ik had beter kunnen zeggen:
“Je bent in een donker bos.”

De vrouw die ze ooit was,
zou meteen hebben begrepen dat het een citaat was uit De Goddelijke Komedie van Dante.
Ze hield altijd van dat soort lichtzinnige maar intellectuele zwarte humor.
Ze zou haar gezicht opgelicht hebben en schaterend gelachen hebben:
“Wat gemeen van je!”

Ik had echt niet “verpleeghuis” moeten zeggen.
Er bestaan woorden die hopelozer klinken dan “donker bos”.

In zekere zin is zij nu als een beer in winterslaap.
Een beer blijft een beer.
Ze is wat verward en weet niet meer wie ze is,
maar haar ware aard—dat zij een beer is—is geen moment veranderd.
Als ze haar gezicht maar in het water zou kunnen zien, zou ze zich vast weer herinneren wie ze is.

Ik hoop dat ik dat water voor haar mag zijn.
Voor mij is mijn moeder altijd de beer met het vriendelijke gezicht.
Zolang ík dat maar niet vergeet,
zolang ik me daaraan vast kan houden—
niet echt een overtuiging,
maar iets dat erop lijkt—
dan wil ik me eraan vastklampen,
met een hart dat bijna wil huilen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Een dag van Mesmerica

Ik ben dol op het Omniversum Museum in Den Haag. Hoewel het een museum wordt genoemd, is het eigenlijk meer een bioscoop – maar dan geen ...